konijn met pruimen
en Trappist
bruine suiker
tijm
rozemarijn
laurier
vloeiende bloem
peterselie
bruine boterham
mosterd
peper en zout
Snijd een paar uien in halvemaantjes en bak ze
in een flinke klont boter tot ze glazig worden.
Schep de uien in een kasserol. Bak een portie
spekjes tot ze krokant zijn en zet ze afgedekt
weg.
Wentel de stukken konijn in een pot met
vloeiende bloem en klop ze af. Bak het vlees in
een hete pan met bruisende boter tot de
stukken konijn rondom mooi goudbruin
geworden zijn.
Schep het vlees in de kasserol. Maak een
kruidentuiltje van laurier, peterseliestengels,
takjes tijm en rozemarijn. Leg het in de pot. Giet
er nu kalfsfond en bruin Trappistenbier bij, tot
het vlees volledig ondergedompeld is.
Doe er een flinke scheut rode balsamico bij,
een paar eetlepels bruine suiker en meng alles
goed. Leg bovenop een dikke bruine boterham
zonder korst, royaal ingesmeerd met mosterd.
Laat de pot op laag vuur en onafgedekt
zachtjes sudderen. Voeg na een uur kooktijd
de gedroogde pruimen toe. Roer alles goed
om. Laat nog een half uur pruttelen en
controleer dan of het vlees zacht is. Het moet
gemakkelijk loskomen van het been.
Doe er nu de gebakken spekjes bij, roer nog
even om en sluit het deksel. Je kan het gerecht
nu serveren, maar het is absoluut aangeraden
om de pot een nacht weg te zetten op een
koele plaats en het konijn pas de volgende dag
te serveren. Warm het in dat geval weer op, op
een zacht vuurtje. Werk af, net voor het
opdienen, met gehakte peterselie.
Zet de kasserol, net zoals in grootmoeders tijd,
in het midden op tafel en bedien je
huisgenoten. Deze bijzondere klassieker uit
ons culinair erfgoed wordt gegeten met
gekookte aardappelen.