knapkoek
250 gram patisseriebloem
150 gram kristalsuiker
150 gram roomboter
1 ei
Zeef de bloem. Klop het ei los. Laat de boter zacht worden.
Meng de bloem met de suiker, bakpoeder, een mespuntje
kaneel, een zakje vanillesuiker, het ei en de boter. Kneed tot
een soepel deeg en laat het een half uurtje rusten.
Rol het deeg uit tot een centimeter dikke lap. Steek er rondjes
uit met een grote ring. Kerf er oppervlakkig lijntjes in zodat het
koekje in 8 partjes verdeeld is. Draai de koekjes nu om en leg
ze in een ovenschaal op bakpapier. Bestrijk de bovenkant met
gesmolten boter en strooi er royaal parelsuiker overheen. Duw
de parels met een spatel in het deeg.
Bak de koekjes 10 minuten in een oven voorverwarmd op
200°C.
Knapkoek is een oud gerecht uit Belgisch en Nederlands
Limburg en meer bepaald uit de Maasvallei.
Deze specialiteit is ontstaan als een soort
scheepsbeschuit toen Maaseik als haven bij
binnenschippers in gebruik was. Door zijn structuur
droogt de knapkoek niet snel uit en is daardoor lang
eetbaar.
Foto: streekproduct.be
6 gram bakpoeder
vanillesuiker
kaneel
parelsuiker
Ook van dit recept bestaan tal van varianten. Er zijn
versies met gist in plaats van bakpoeder, met zelfrijzende
bloem, met speltbloem, met toevoeging van zeste of
likeurtjes. Maar welke eigen ‘twist’ je er ook aan geeft, het
eindresultaat moet een goed doorbakken koekje zijn, dat
KNAP zegt als je het breekt. Logisch toch?